Een jonge vrouw die het afgelopen jaar in het jongerenklooster in Nieuw Sion in Diepenveen woonde kwam begin die jaar bij ons voor een mini-stage van 14 dagen. Dit is haar verslag.
Het is alweer even geleden dat ik in de trein stapte op weg naar een tweeweeks avontuur waarvan ik achteraf met overtuiging kan zeggen dat ze mijn wereld op z’n kop heeft gezet; een avontuur dat mij voor altijd bij zal blijven. En ik heb in ieder geval één conclusie mogen trekken: ik ben niet geroepen om in een stilteklooster te leven.De Benedictijnse stilteOnderdeel van het vormingsprogramma van het jongerenklooster is de kloosterstage. Ik heb hiervoor twee weken bij de zusters Benedictinessen van de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Oosterhout mogen verblijven; niet in het gastenverblijf, maar écht midden in de gemeenschap. Benedictus schrijft in zijn regel verschillende malen over de zwijgzaamheid en de stilte. Stilte om jezelf te onderzoeken en om ontvankelijk te zijn voor God, je op Hem te richten en te leren Zijn stem te verstaan. Ook hier in Oosterhout was de stilte een groot goed. Een groot goed dat gek maakt en heelt, die schreeuwt en zwijgt, die opjaagt en rust geeft; de stilte als grootste contradictie in zichzelf, in jouzelf, in mijzelf. Stilte is zo leeg dat het ruimtes kan vullen, zo stil dat het je oren volgiet met geluid, zo ongemakkelijk dat het confronteert en dat het je dwingt tegen je natuur in te gaan. Stil zijn is gewoon hard werken.De vroege stilteVanaf de completen (het laatste officie op een dag) tot aan de vigilie (het eerste officie op een dag) wordt er bij de Benedictinessen niet gesproken. En eigenlijk is het idee om tot aan de Eucharistie niet te spreken dan tot God. Dat betreft de eerste vier-en-een-half uur na het opstaan; dat is meer dan een halve werkdag! Hoewel ik vanaf dag één de behoefte aan contact met ‘de buitenwereld’ alleen maar voelde groeien, was het ook fijn om ongestoord door de kloostergangen te kunnen lopen, voor je uit starend te ontbijten en koffie te drinken, alles in stilte en in de onrust van je eigen gedachten. Naarmate ik meeraan mijn nieuwe tijdelijke leven wende, kon ik hier ook steeds meer in ontspannen. Een knikje om elkaar te begroeten maakt duidelijk dat je de ander ziet maar dat je de ander evengoed de stilte gunt. Praten is maar een vermoeiende bezigheid.
De pijnlijke stilte
Een leven in stilte betekent een leven met minder prikkels, minder input. Hoewel de zusters dagelijks het nieuws beluisteren, voelt de grote-boze-buitenwereld ergens ook ver weg. Tijdens het diner werd dagelijks voorgelezen uit een boek over de wereldse geschiedenis, met gedetailleerde, waargebeurde verhalen. Ergens zou je verwachten dat de kloof tussen het klooster en de grote-boze-buitenwereld ervoor zorgt dat erge gebeurtenissen of verhalen je niet meer raken, omdat het een extreme variant van de ver-van-je-bed-show is. Maar het tegenovergestelde gebeurt: de prikkelarmheid van dit kloosterleven zorgt ervoor dat deze verhalen met de dag heftiger binnenkomen, zeker bij zusters die hier al tientallen jaren wonen. Je voelt de onmacht, de pijn en het verdriet. Je hebt ruimte om het heel puur binnen te laten komen en om het je te laten raken. De wereld is in de war, en het recht lijkt ver te zoeken. Dat doet zeer. Je staat erbij en je kijkt ernaar. Je kunt niets doen. Dus prak je nog een keer door de hutspot, tel je tot drie, en neem je toch maar weer een hap. Ogenschijnlijk zo eenvoudig maar in het binnenste van de mens zo ingewikkeld.De zwijgende stilteIk had al snel begrepen dat er hier in het klooster weinig vragen werden gesteld; iets wat veel in me opriep omdat het me zó onbekend was, zó goed beviel en tegelijkertijd zó tegen mijn gevoel inging. Het liet me wederom zien hoe groot de kloof tussen deze wereld en de wereld buiten de kloostermuren is. Hoe gek ik het ook vond, zo veel rust gaf het me ook toen ik merkte dat de zusters mijn aanwezigheid accepteerden en geen spoor van nieuwsgierigheid lieten zien naar mijn reden van komst, mijn zoektocht, wie ik ben, waar ik vandaan kom en waar ik naartoe wil. Je bent en je mag zijn. En dat is genoeg. Je aanwezigheid is genoeg, je woorden zijn onbelangrijk en je daden in feite net zo min. Als je ziet dat je zuster lijdt, dan lijd je mee. Dan neem je taken over; dan ontlast je de ander; dan laat je de ander. Je laat de ander zoeken, strijden, en hopelijk vinden. Maar je stelt geen vragen. Je trekt zelf aan de bel als je dat zelf nodig acht, en zolang je elkaar erop kunt vertrouwen dat de ander dat ook zal doen, laat je je zuster verder voor wie ze is. Je gunt de ander de zoektocht, de strijd, de stilte met God. Dit staat zó lijnrecht tegenover de hedendaagse maatschappelijke normen waarin iedereen altijd maar van ieders vreugde en verdriet op de hoogte dient te zijn. Help je een ander daarmee? Ten diepste niet. Wat mij eerst de indruk van ‘links laten liggen’ gaf, kon ik nu beter bestempelen als een andere manier van voor elkaar zorgen. Een kloosterwijsheid die ik wil proberen vast te houden als ik weer buiten deze muren in de overvraagde, overprate en ten diepste onderomziende grote-boze-buitenwereld kom.
De laatste stilte
De laatste 24 uren waren intens. Je realiseert bij alles dat het de laatste keer is, en dat is tegelijkertijd bevrijdend en pijnlijk. Ik keek ernaar uit weer terug te gaan naar het jongerenklooster, naar mijn huisgenootjes en ons eigen gebed en tegelijkertijd wilde ik geen afscheid nemen van deze lieve zusters. Ik was van ze gaan houden. En misschien nog wel het meest van de 95-jarige zuster die alle maaltijden recht tegenover mij had gezeten. Ik heb nul woorden met haar gewisseld; ik heb alleen naar haar gekeken. Geobserveerd hoe ze deed, hoe ze keek, hoe ze bewoog. En ik had het gevoel dat ik haar kende, dat ik wist wie er tegenover me aan tafel zat, dat ik van haar hield. Dat is dus ook wat de stilte met je doet: het maakt je bewust en laat je andere kanten van het leven en van de mens zien. In de stilte kun je mensen leren kennen en liefhebben. Het idee dat ik deze zuster nooit zou gaan spreken en hoogstwaarschijnlijk ook nooit meer zou zien, deed zeer. Deze twee weken klooster hadden me een andere bril op gezet en hadden me geleerd anders naar het leven, naar de mens en naar de wereld te kijken. Alles stond op z’n kop. Ik kon het nog niet plaatsen, maar het maakte me dankbaar. Dankbaar voor deze gemeenschap die me had opgenomen en me deze andere bril op had gezet. De bril zou weer af gaan, dat wist ik zeker. Maar hoe de wereld eruitzag door die bril, zou ik niet snel vergeten. En het zou mijn blik door mijn ‘gewone, alledaagse bril’ voorgoed veranderen. Daar was ik van overtuigd.
Vertrek in stilte
Iets voor tweeën. De zusters gaan naar de middagdienst. Ik heb mijn jas aangetrokken en mijn koffer opgehaald. Ik ben nog naar het toilet gegaan, heb mijn waterfles gevuld en ben vertrokken. Het slot was stil en verlaten. Er was niemand bij de receptie. Ik heb de deur achter me dicht getrokken. Dat was het dan.