Is God te kennen? Heeft Hij (of liever Zij of Het?) een naam?
Ja. In het Oude Testament komen we die zeer veel tegen. Maar het hangt af van de vertaling die je gebruikt of je een naam tegenkomt of een verwijzing naar die naam. Bijvoorbeeld: de HERE, de HEER. Of de ENE. Of JHWH. Of ook wel: Jahwe, Johova. De naam Jahwe komt voor in de zogenaamde Willibrordvertaling van de Katholiek Bijbelstichting. In de lectionaria die in de liturgie worden gebruikt is de Godsnaam echter weergegeven met de Heer.
Wij zingen en bidden ons dagelijks getijdengebed volgens de psalmvertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde. Daarin is de Godsnaam heel vaak, maar niet altijd, weergegeven als de Heer. Soms kiezen ze er om bepaalde redenen echter voor om de naam Jahwe in de tekst te laten staan.
Zij konden tegelijk wel begrijpen dat sommigen daar moeite mee zouden hebben. Daarom is de mogelijkheid open gelaten om zelf in plaats van de godsnaam de Heer te zingen. In verschillende kloosters gebeurt dat al jaren. Na lang wikken en wegen en onderling gesprek hebben wij hebben besloten dit ook te gaan doen. Het is even wennen, maar door kruisjes en aantekeningen geholpen vermijden we het nu de heilige Naam van God op de lippen te nemen.
In Exodus 2 lezen we dat Mozes God vraagt om zijn naam. Als hij zijn volksgenoten moet gaan vertellen dat deze hem is verschenen, moet hij toch een naam kunnen noemen?
Dan openbaart God zijn naam. In het hebreeuws – de taal van het Eerste of Oude Testament – staan oorspronkelijk alleen medeklinkers. Pas in de Middeleeuwen werden deze van tekens voorzien die wij klinkers zouden noemen, om de uitspraak vast te leggen.
In het verhaal noemt God zijn naam. Wat we lezen zijn vier letters. In Romeins schrift weergegeven als JHWH. De uitleg van die naam is: Ik ben die Ik ben. Dus: de Aanwezige.
Toen de joodse bijbelgeleerden vele eeuwen later de uitspraak van het oude hebreeuws gingen vastleggen hebben ze dat echter niet gedaan bij die vier letters. Ze waren namelijk al eeuwen gewend om de naam van God – de Heilige Naam – niet uit te spreken uit eerbied en respect. Zij zeiden bij het voorlezen steeds: Adonai, Heer.
Dit gebruik om de Godsnaam niet uit te spreken is al heel oud. De oudste vertalingen geven dat aan door in plaats van de Godsnaam in het Grieks Kyrios en in het Latijn Dominus te schrijven. Wat beide betekent: de Heer. Dit gebruik werd door christenen overgenomen. In de tijd van Jezus werd de Godsnaam al nooit meer uitgesproken. We zien bijvoorbeeld bij de evangelist Matteus dat hij vaak verwijst naar God met een omschrijving: die in de hemel is. In het verborgene dus.
Iemands naam verwijst naar zijn of haar wezen, de identiteit van een persoon. Er is een gebod Gods naam niet ijdel te gebruiken: zijn naam niet te gebruiken voor leugen en kwaadsprekerij. Je kunt iemands naam door het slijk halen. Dat is schadelijk voor de persoon. Je roept iemand bij zijn of haar naam. Met de naam van God zou je magie kunnen bedrijven. Om dat allemaal te voorkomen hebben de joden ervoor gekozen de heilige naam niet meer op de lippen te nemen.
Is God te kennen? Heeft Hij een naam?
Ja, zeggen we als christenen: Hij heeft zich laten kennen in Jezus Christus.
De naam van Jezus is ons dierbaar. Het is in zijn naam dat we redding vinden, zegt het boek Handelingen. We zeggen zelfs: Jezus is de Heer. Hem alleen willen we als Heer dienen.
Dat is niet om te keren. Er zijn vele heren. Maar er is er maar één die we eren met een hoofdletter!
Als we in nu de psalmen zingen en bidden over en tot de Heer, kunnen we dat doen met Christus, maar ook tot Hem.
Gods naam is ondoorgrondelijk. Maar Hij is niet een vaag mysterie. Hij is aanwezig in liefde en barmhartigheid. Als een appel tot een leven in vrijheid, in de ruimte van het verbond dat Hij met ons gesloten heeft.