PASEN 2020
De zon schijnt veel in deze dagen
De aarde staat in bloei.
We leven toe naar Pasen
zoals vanouds.
Maar nu, o God,
zijn wij op slot.
Wij komen niet meer samen,
delen niet meer het Brood.
De wereld is in ballingschap
Uw Huis is nu verlaten,
Geen schuilplaats meer, geen toevluchtsoord.
Ik herinner mij
een profetisch visioen (Ezechiël 10)
De Heer stijgt op
uit het heilige der heilige.
Op de vleugels van de cherubijnen
verlaat Hij zijn woning onder de mensen.
Dat was ten tijde van de ballingschap.
Wij dachten onszelf te redden
en meer dan ooit zijn wij daartoe in staat.
Meer en meer ons kleine ik
beschermend, afschermend.
Ieder alleen op eigen troon.
Degene naar wie je opziet,
op Wie je je blik gevestigd houdt,
die geeft Zichzelf
spiegelend in je ziel.
Wie je bemint,
die word je.
Kijk vervolgens naar de schepping:
de zon en de maan,
de wind en de regen,
vogels, dieren en insecten
en zelfs het ongeziene virus.
Je maakt er deel van uit
in een gezamenlijk lot.
Maar jij, mens, bent geroepen
een middelaar te zijn
tussen de schepping en haar God
priester te zijn die roept:
‘Alles wat adem heeft
love de naam van de Heer’!
Wij zijn gevallen God,
Wij zien niet op naar U
Wij zijn U uit het oog verloren.
Wij zijn gegroeid
en groeien almaar door.
Onze kennis is onze kracht.
Wij hebben hemelhoog gebouwd.
Nu zijn we stilgezet.
De aarde ligt vervuild
en uitgeput te zweten.
En zoveel mensen op de vlucht.
Red ons, Heer, want wij vergaan.
Een oude paus
alleen op het St. Pietersplein,
het regende,
sprak over een boot in de storm
en Jezus die daarin sliep.
En over ons, de blinde drukte
en onze angst.
Oplossen kan hij niets.
Hij bad bij Jezus aan een kruis
waarmee ze ooit, ten tijde van de pest
door de straten van Rome liepen.
En hij fluisterde wat aan Maria
die al eeuwen lang
Moeder der smarten is.
En ja, hij zegende
dat natte, lege plein,
het zieke Rome en heel de wereld.
Als Jezus de boel had willen redden
op onze wijze
dan was Hij zeker niet gestorven aan het kruis.
Dan had Hij vast zich uitgesloofd,
een stappenplan
of een beleid gemaakt,
een diagnose of een medicijn.
Maar nee, Hij zou zichzelf niet redden
Hij liet ons achter
met zijn stervend beeld.
Ik ben de weg, had Hij gezegd
wiens naam Jezus is, God redt.
Mocht er toch in ons
die vreemde ruimte komen
die Hij bezat:
de ogen op te heffen,
te zuchten
‘mijzelf ben ik niet genoeg.
Maar Gij, kom toch in mij.
Of laat mij zijn in U,
Uw wil de mijne’.
En dan, terug en afgedaald
te luisteren naar de mensen,
de vogels, dieren en de planten.
We plannen, planten en we bouwen weer
en zetten onze kennis in
en vragen
wat betekent dit voor jou?
Kom je tot bloei en kan je dit nog dragen?
Wijd is de mens,
reikt over alle grenzen heen.
Vrij is de mens,
hij zal zichzelf begrenzen
ten bate van de ander
de mens, de vogels en de dieren
de bomen en de planten.
Maar zichzelf en de wereld redden zal hij niet.
Als priester zal ook hij de handen heffen
met daarin heel de schepping en haar noden.
‘Kom heilige Geest’, bidt hij
en tenslotte ook
‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest’.
Zalig Pasen!
zr. Hildegard