In de week voorafgaand aan het feest van Christus Koning hielden we onze jaarlijkse retraite. De inleidingen werden verzorgd door br. Manu, abt van de Sint Sixtusabdij van Westvleteren.
De focus lag op de reflectie over het gebedsleven. We werden er vooral bij bepaald dat het in het christelijk gebed gaat om een ontmoeting.
Zoals Paus Franciscus keer op keer benadrukt: we moeten als kerk, als christenen, niet gericht zijn op onszelf, maar op de ander. We moeten dus uitgaan.
Uitgaan? Hoe zit dat voor ons, slotzusters? Moeten we de straat op, naar de mensen toe, in plaats van ons terug te trekken in de beslotenheid van onze gemeenschap?
Broeder Manu legde uit dat het gaat om een innerlijke beweging van onszelf weg.
Gebed is dan geen oefening tot inkeer, maar tot uitkeer.
Meester Eckhart, in een Franse vertaling: Si Dieu doit entrer, la créature doit sortir.
Als God moet binnen treden, moet het schepsel naar buiten treden.
Sortir. Uitgaan. Reiken naar God, en ruimte maken voor de ander.
Gebed staat nooit los van de gemeenschap.
We bidden altijd in verbondenheid met anderen, de kerk, de wereld.
Christus is zelf uitgegaan van de Vader om mens te worden.
Hij is de Levende in ons midden.
Ons bidden is geënt op het zijne.
Bidden is geen vlucht uit de wereld, uit de harde werkelijkheid.
Jezus leert ons ook hoe we tot God kunnen blijven roepen in alle godverlatenheid.
De heilige Johannes Climacus gaat in op de vraag die alle bidders wel eens zal plagen:
Waar dient het voor nog te blijven bidden als je geen verhoring ondervindt?
Door je te blijven hechten aan God, leef je in verbondenheid met Hem.
En het leven in verbondenheid met God maakt je leven anders.
Broeder Manu omschrijft de benedictijnse spiritualiteit heel kernachtig:
RUIMTE VOOR DE ANDER.