“Wees stil en weet dat Ik God ben”
Delen uit de brief van Mauro Giuseppe Lepori, Vader Generaal OCist voor de tijd van epidemie, die we gelezen hebben in de refter, onder de maaltijd, en die ons bemoedigde in onze roeping
Dierbaren, de situatie die ontstaan is door de pandemie van het coronavirus drijft me ertoe contact met jullie te zoeken via deze brief, als een teken dat we deze situatie in verbondenheid beleven, niet alleen onder elkaar, maar in verbondenheid met de hele Kerk en de hele wereld. Ik bevind me momenteel in Italië, in Rome, en ondervind deze beproeving op een cruciaal punt, al is het duidelijk dat de meeste landen waar wij leven zich gauw in dezelfde situatie zullen bevinden.
In de huidige noodsituatie is het overduidelijk dat we allen solidair zijn, zowel in het goede als in het kwade. Maar los van het gezondheidsaspect van deze situatie, wat vraagt deze dramatische tijd van ons op het vlak van onze roeping? Waartoe roept God ons als christenen en in het bijzonder als monniken en monialen doorheen deze universele beproeving? Welk getuigenis wordt er van ons gevraagd? Tot welke specifieke hulp worden we opgeroepen voor onze samenleving, voor al onze broeders en zusters over de hele wereld?
“Wees stil en weet dat Ik God ben”
Misschien bestaat onze eerste taak erin een zin te geven aan deze omstandigheden. Uiteindelijk is het werkelijke drama dat de maatschappij op dit moment beleeft niet zozeer, of niet alleen maar de pandemie, maar haar gevolgen voor ons dagelijkse bestaan. De wereld is tot stilstand gekomen. De activiteiten, de economie, het politieke leven, de reizen, de ontspanning, de sport, alles is tot stilstand gekomen, als voor een universele Veertigdagentijd. Maar dat is niet alles: in Italië, en nu ook in andere landen, is ook het openbare religieuze leven tot stilstand gekomen, de openbare viering van de Eucharistie, alle kerkelijke samenkomsten en ontmoetingen, of toch minstens deze waarbij mensen elkaar fysiek ontmoeten. Het is als het ware een grote vasten, een grote universele onthouding.
Onze projecten en onze plannen zijn geannuleerd, en we weten niet hoelang dit zal duren. Ook wij, die nochtans een monastiek leven leiden, sommigen zelfs binnen slot, hoezeer zijn we eraan gewend te leven zoals iedereen, te rennen zoals iedereen, naar ons leven te kijken met projecten voor de toekomst! Stilvallen wil evenwel zeggen het heden terugvinden, het ogenblik dat we nu moeten beleven, de realiteit van de tijd en dus ook de realiteit van onszelf, van ons leven.
In psalm 46 nodigt God ons uit stil te vallen om zijn aanwezigheid onder ons te herkennen: “Wees stil en weet dat Ik God ben, verheven boven de volken, verheven boven de aarde. De Heer van de machten is met ons, onze toevlucht is de God van Jakob.” (Ps 46,11-12). 3 God vraagt ons stil te vallen. Hij dwingt ons niet. Hij wil dat we vrijwillig voor Hem stilvallen en bij Hem verwijlen, vanuit een vrije keuze, dus uit liefde. Hij houdt ons niet tegen zoals de politie een vluchtende delinquent arresteert. Hij wil dat we vrijwillig stilhouden, zoals men stil blijft staan voor een geliefde persoon, of voor de tedere schoonheid van een pasgeboren kindje dat slaapt, of voor een zonsondergang of een kunstwerk dat ons verstomd doet staan. God vraagt ons stil te vallen en in te zien dat zijn tegenwoordigheid voor ons heel het universum vervult, en het allerbelangrijkste is in ons leven, waar niets boven gaat.
Vrijheid betekent niet altijd en overal kiezen wat we willen. Vrijheid is de genade datgene te kunnen kiezen wat ons hart vervult, ook wanneer alles ons wordt ontnomen. Zelfs als onze vrijheid ons ontnomen wordt, dan nog biedt Gods aanwezigheid ons de hoogste vrijheid die erin bestaat te kunnen stilvallen voor Hem en Hem te herkennen als een vriend die aanwezig is. Dat is het grote getuigenis van de martelaren en van alle heiligen.
Toen Jezus over het water naar zijn leerlingen toeliep midden in een storm op het meer, zag Hij dat ze niet vooruit konden komen omdat de wind tegenzat: “De boot werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind” (Mt 14,24). De leerlingen worstelen, maar blijken onmachtig tegen de wind die hun project om de oever te bereiken verhindert. Jezus komt bij hen zoals alleen God de mens nabij kan komen, met een aanwezigheid die vrij is van iedere dwang. Niets, geen enkele tegenwind en zelfs geen enkele natuurwet kan de gave verhinderen van de aanwezigheid van Christus, die gekomen is om de mensheid te redden: “Tegen het einde van de nacht kwam Hij te voet over het meer naar hen toe” (Mt 14,25). Maar er is een andere storm die zich wil verzetten tegen de vriendelijke aanwezigheid van de Heer: ons wantrouwen en onze angst: “De leerlingen raakten van streek omdat ze een spook meenden te zien en zij begonnen te schreeuwen van angst” (Mt 14,26). Datgene wat we ons verbeelden met de ogen van ons wantrouwen transformeert de werkelijkheid vaak in een “spook”. Met andere woorden, het zijn wijzelf die de angst voeden die ons doet schreeuwen. Maar Jezus is ook sterker dan deze innerlijke storm. Hij komt dichterbij, Hij laat ons zijn stem horen, de rustgevende klank van zijn vriendelijke aanwezigheid: “Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: ‘Weest gerust, Ik ben het. Vreest niet!’” (Mt 14,27). “De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: ‘Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God’” (Mt 14,33). Pas wanneer de leerlingen de aanwezigheid van God herkennen en deze als dusdanig ontvangen, met andere woorden, wanneer ze stilvallen voor deze aanwezigheid, gaat de tegenwind liggen (cf. Mt 14,32) en “vlak daarop bereikte de boot de kust waarheen ze op weg waren.” (Joh 6,21). 4 Kan dit ook gebeuren in de situatie van gevaar en angst die we nu beleven bij de verspreiding van het virus en de gevolgen van deze situatie op de hele samenleving, gevolgen die in ieder geval ernstig en van lange duur zijn?
In deze omstandigheden een buitengewone mogelijkheid zien om Gods aanwezigheid onder ons te onthalen en te aanbidden, betekent niet de realiteit ontvluchten en afstand doen van de menselijke middelen die worden ingezet om ons te beschermen tegen het kwaad. Dat zou een belediging zijn voor wie zichzelf nu opofferen voor ons welzijn, zoals al het medisch personeel. Het zou ook godslasterlijk zijn te denken dat God zelf ons deze beproevingen stuurt om ons te tonen hoe goed Hij wel is als Hij ons ervan bevrijdt. God treedt binnen in onze beproevingen, Hij lijdt met ons en voor ons, tot de dood aan het kruis toe. Zo openbaart Hij ons dat ons leven, zowel in de beproeving als in de vertroosting, een zin heeft die oneindig veel groter is dan de oplossing voor het huidige gevaar.
Het ware gevaar dat ons leven bedreigt is niet de dreiging van de dood, maar de mogelijkheid te leven zonder zin, zonder gericht te zijn op een volheid die groter is dan het leven en op een heil dat groter is dan onze gezondheid. Deze pandemie, met alles wat ermee samenhangt en alle gevolgen die ze met zich meebrengt, is dus voor allen een gelegenheid om werkelijk stil te vallen, niet alleen omdat we ertoe gedwongen worden, waar omdat de Heer ons uitnodigt om voor Hem te gaan staan, en te erkennen dat Hij, precies nu, ons tegemoet komt te midden van de storm van de omstandigheden en van onze angsten, en dat Hij ons een vernieuwde vriendschapsband met Hem voorstelt.
En Hij is zeker in staat de pandemie te doen stoppen zoals Hij ook de wind deed liggen, maar bovenal vernieuwt Hij voor ons de gave van zijn vriendelijke aanwezigheid. Deze aanwezigheid kan onze broosheid vol van angst overwinnen – “Weest gerust, Ik ben het. Vreest niet!” – en ze kan ons meteen brengen tot de uiteindelijke bestemming van ons bestaan: Hijzelf die bij ons blijft en met ons meegaat. Zo zouden we altijd moeten leven Dit evangelietafereel, net als het tafereel van de huidige wereld in verwarring, zou ons niet zo vreemd moeten lijken. In werkelijkheid zou onze roeping als gedoopten en onze roeping als godgewijden in het monastieke leven, ons altijd moeten helpen en moeten oproepen om zo te leven.
De beproeving die ons nu het leven lastig maakt moet ons ook gevoeliger maken voor de talrijke beproevingen die anderen treffen, andere volkeren, die we vaak zien lijden en sterven met een zekere onverschilligheid. Denken we er bijvoorbeeld nog aan dat, terwijl bij ons het coronavirus woedt, de volkeren in de hoorn van Afrika al maanden lijden onder een sprinkhanenplaag die de bestaansmiddelen van miljoenen mensen bedreigt? Denken we nog aan de migranten die vastzitten in Turkije? Denken we nog aan de nog altijd open wonde in Syrië en heel het Midden-Oosten?…
Een periode van beproeving kan de mensen verharden of net gevoeliger maken, onverschilliger of barmhartiger. Uiteindelijk hangt alles af van de liefde waarmee we het beleven, en het is vooral dit laatste wat Christus ons komt geven en in ons doet ontstaan met zijn aanwezigheid. Iedere beproeving gaat vroeg of laat voorbij, waar als we ze beleven met liefde, kan de wonde die de beproeving aanbrengt in ons leven open blijven, zoals de wonden op het lichaam van de Verrezene, als een altijd opborrelende bron van barmhartigheid.
Op dit moment, nu het grootste deel van de gelovigen noodgedwongen moet afzien van de gezamenlijke Eucharistie die hen samenbrengt in de kerken, moeten wij ons des te meer verantwoordelijk voelen voor de missen die we verder kunnen vieren in onze kloosters, en voor het gebed van het goddelijk officie dat ons nog steeds samenbrengt in het koor!
Iedere avond gaan we in alle cisterciënzerkloosters over de hele wereld de nacht in met het zingen van het Salve Regina. Ook wanneer we dit doen, moeten we denken aan de duisternis die de mensheid vaak omhult en die haar vervult met angst om zichzelf te verliezen. In het Salve Regina vragen we over heel het “tranendal” van de wereld en over alle “ballingen, kinderen van Eva” het zachte en troostende licht van de “barmhartige ogen” van de “Koningin en Moeder van Barmhartigheid”, opdat in alle omstandigheden, in iedere nacht en in elk gevaar, de blik van Maria ons Jezus toont, dat ze ons toont dat Jezus aanwezig is en ons troost, geneest en redt. Heel onze roeping en onze zending wordt beschreven in dit gebed. Moge Maria, “ons leven, onze zoetheid en onze hoop” het ons geven deze roeping nederig en dapper te beleven, en ons leven te geven voor de vrede en de vreugde van de hele mensheid!
Rome, 15 maart 2020, 3e zondag van de Veertigdagentijd